Amsterdam, 31 juli 2013
Geachte leden van de Eerste Kamer,
‘Het leven is al ingewikkeld genoeg.’ In een korte volzin vatte mijn gesprekspartner het probleem van opgroeien in onze moderne wereld samen. Het is inderdaad verdomd ingewikkeld. Je besluit van jongs af aan je niet te willen neerleggen bij het stempel ‘sociaal gehandicapt’. Je besluit van jongs af aan dat het feit dat je “anders” bent niet hoeft te betekenen dat je niet dezelfde rechten hebt. En je besluit van jongs af aan dat je altijd je best zult doen om iedereen om je heen te laten zien dat de liefde tussen twee vrouwen net zo waardevol is als die van ieder ander koppel.
Iedere keer weer is het een spannend moment. Nieuwe baan, een nieuwe vriendschap of een spontaan gesprek in de kroeg. ‘Ik val op vrouwen.’ Inmiddels kan ik dit met trots verkondigen, omdat ik oprecht trots ben op mijn kleine abnormaliteit. Je hebt je er maar bij neer te leggen dat mensen je af en toe nastaren, je hebt je er maar bij neer te leggen dat mannen in dronken toestand menen te moeten ‘helpen’ in de slaapkamer. Begrijp me niet verkeerd; ik parkeer mijzelf niet in een slachtofferrol. Maar af en toe is het wel even slikken, als je voor de zoveelste keer geconfronteerd wordt met het feit dat sommige mensen je als een minderwaardig medeburger beschouwen.
Minderwaardigheid en het zijn van een minderheid moet ik hierin uiteraard niet met elkaar verwarren. Een minderheid zijn we. Naast honderden andere minderheden zijn we een toets in het kleurenpalet van onze samenleving, en geven we op onze eigen manier dit prachtig polderland wat smaak. Dat vriendinnen die getrouwd zijn zich niet kunnen registreren voor ‘partnerkorting’ bij de sportschool omdat het systeem dat niet toelaat, ach. Dat mijn gesprekspartners (man óf vrouw) na een paar biertjes toch stiekem vragen of ik nooit iets mis tussen de lakens, ach. We komen er wel. Als we blijven praten, blijven opkomen voor onze rechten, ons vooral niet verschuilen, komen we er wel.
Mijn grootste droom is die van een groot gezin. Op zondagochtend in een bed met witte lakens samen met mijn kinderen net doen alsof de wereld een wolk is. Een schip maken van het bed en dat de vloer dan vol met haaien is. Verhalen vertellen. Mijn kind, met dat kleine lijfje, tegen me aan in slaap voelen vallen. Het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om de druktemaker te verslepen naar het eigen bed. Liefde, in de meest onvoorwaardelijke zin van het woord.
Zoals ik weet dat mijn moeder zich met mij verbonden voelt, zo droom ik een band tussen mij en mijn kind. Of we al dan niet een hartslag hebben gedeeld, mijn liefde zal groots en meeslepend zijn. Ik zal alles aangrijpen wat binnen handbereik is om van mijn kind een kleine koning of koningin te maken. Daar heb ik geen papiertje voor nodig, geen handtekening van een burgemeester, geen stempel van een stadsdeelkantoor.
Toch?
Mochten mijn kinderen onverhoopt ziek worden, dan wil ik beslissingen kunnen maken. Ik wil ze kunnen beschermen indien dat nodig is. Ik wil, net als ieder ander, voor vol aangezien worden. Ook ik heb recht op erkenning dat alle energie en liefde die ik mijn kinderen bereid ben te geven, mij ‘moeder’ maken, ondanks het feit dat ik wellicht het kind zelf niet heb helpen maken en óndanks het feit dat ik mijn leven deel met een vrouw. Op dit moment zegt de wet: jullie wel, jullie niet.
Het zou zo prachtig zijn als nu eindelijk de stap gemaakt wordt naar ‘jullie ook.’
Met vriendelijke groet,
Maartje Weijers
Zelf een brief sturen? Klik HIER!